Diagnose volgens Nederlandse richtlijnen
De TSH-test
Volgens de Standaard Schildklieraandoeningen is bepaling van het TSH dé screeningtest voor de schildklierfunctie. Bij vermoeden van een niet goed functionerende schildklier zal de arts een TSH-test doen. Daarbij worden de volgende normaalwaarden gehanteerd (deze waarden kunnen enigszins variëren per laboratorium): TSH 0,4 – 4,0 mU/l
Een normale TSH-concentratie sluit een schildklierfunctiestoornis praktisch uit. Een afwijkende uitslag is reden voor verdere diagnostiek
Is de TSH lager dan 0,4 dan zou er sprake zijn van hyperthyreoïdie, te snelle schildklierfunctie.
Is de TSH hoger dan 4,0 dan zou er sprake zijn van hypothyreoïdie, te trage schildklierfunctie.
De richtlijn is bepalend
Volgens de NIV, de Nederlandse Vereeniging van Internisten, staat de sensitieve bepaling van het serum TSH centraal bij de beoordeling of er sprake is van een stoornis in de schildklierhormoonhuishouding. Een normale TSH-waarde sluit een schildklierstoornis vrijwel uit (negatief voorspelbare waarde 99,7 %). Dit staat kunt u lezen op pagina 2 van de samenvatting van de richtlijn.
De richtlijn van de NIV is bepalend voor de protocollen waar huisartsen mee werken. In de NHG-standaard schildklieraandoeningen van de huisartsen staat: Bepaling van het TSH is dé screeningtest voor de schildklierfunctie. Een normale TSH-concentratie sluit een schildklierfunctiestoornis praktisch uit.
NHG-standaard schildklieraandoeningen
T4, Ft4, T3 en Ft3
Behalve de TSH-test kan de arts aanvullend het gehalte T4, Ft4, T3 en Ft3 in het bloed laten bepalen.
Normaalwaarden (deze waarden kunnen enigszins verschillen per laboratorium)
- T4: 65 – 160 nmol/l
- Ft4: 9,0 - 26 pmol/l
- T3: 1,2 – 3,0 nmol/l
- Ft3: 3,0 – 8,0 pmol/l
Testen op antilichamen
Met de TPOAb-test en de TgAb-test wordt bij vermoeden van de ziekte van Hashimoto getest op aanwezigheid van antilichamen.